Uit een peiling bleek dat meer dan driekwart van de horecaondernemers zich vreselijk stoort aan gasten die meer kijken naar hun smartphone dan naar elkaar. Slechts 19 procent vindt dat de eters dit helemaal zelf moeten weten.
Tja. Het is weer zoiets. Horecaondernemers storen zich wel vaker aan hun gasten. Vanmorgen nog hoorde ik van iemand die in een strandtent waar 20 mensen iets zaten te drinken een half uur op een cappuccino moest wachten, die hem uiteindelijk werd gebracht met de luid gesproken woorden: "Zo, bent u die ongeduldige gast?". Wat deze assertieve uitbaters natuurlijk niet wisten, was dat hun gast zélf restaurateur is. Niet dat dat verschil maakt. Kennelijk was het voor deze voortvarende lieden totaal niet van belang dat degene die op zijn koffie zat te wachten zich eveneens stoorde aan het totale gebrek aan service en klantgerichtheid.
Even voor de duidelijkheid: dat voortdurende gepier op telefoontjes kan best irritant zijn. Maar het lijkt me aan de tafelgenoten om daar in voorkomend geval tegen elkaar iets van te zeggen. We zijn namelijk, hoewel wij door de horeca nog altijd 'gast' worden genoemd, in de eerste plaats klanten die op onze eigen manier onze eigen tijd komen doorbrengen en daarbij betalen met ons eigen geld. We zitten niet op de kleuterschool, bij de hondentrainer of bij de soepnazi.
Dit is een tijd waarin ondernemers oog moeten hebben voor wat hun klanten willen. Wie niet bereid is dat te doen, moet ook niet raar opkijken dat de zaken achteruit kachelen. Wat dat betreft zie ik nog te dikwijls horecaondernemers die in het verleden leven en bij wie de gast maar moet afwachten hoe zij van plan zijn hun eigen visie op gastvrijheid in te vullen. Waarbij je als gast dan vooral niet te veel moet laten merken dat jij er op punten anders over denkt. Want dan kun je de wind van voren krijgen.
Een jaar of 50 geleden, toen het woord klantvriendelijkheid nog niet in de Van Dale stond, was die attitude gemeengoed. Kappers knipten zoals zij vonden dat je geknipt hoorde te worden. Dokters vertelden je liefst zo min mogelijk over je gezondheidstoestand en je moest vooral niet denken dat je zelf iets mocht suggereren over de aard van je klachten. Die tijden zijn zo ongeveer overal voorbij. Behalve bij menig horecaondernemer.
Misschien kan het tot degenen die het betreft doordringen dat wij als betalende klanten (of gasten, zo ze willen) ook in staat zijn tot ergernis. En dat we ons daarbij flink kunnen storen aan individuen die niet in de gaten hebben dat a) wij vroeger thuis al door onze ouders zijn opgevoed en b) dit 2013 is, een tijd waarin volwassen mensen een eigen wil en visie hebben en daar op hun eigen manier mee omgaan. En dat ook mogen, wanneer ze er geen overlast voor anderen mee veroorzaken.
Je kunt dat negeren en stug volharden in de (kennelijk doorgaans ongegeneerd uitgesproken) ergernis tegenover degene die voor jouw omzet komt zorgen. Maar dan moet je niet raar opkijken dat je op een dag ineens een brontosaurus blijkt die vergeten is uit te sterven.
Welkom in de 21ste eeuw, dames en heren horecaondernemers. Wij waren hier al een jaartje of 13.
Deze column is met toestemming overgenomen van Eetschrijven, een blog van culinair journalist Gerrit Jan Groothedde. Reacties zijn welkom hieronder, op Eetschrijven of via Twitter.

